BOUWSTEEN: Economie

BOUWSTEEN: Economie


  De economie wordt gestuurd door grote en kleine ondernemingen, dikwijls ontstaan door private initiatieven of een resultaat van wetenschappelijk onderzoek gevolgd door industriële- en consumententoepassing. Deze ondernemingen ontstaan zowel in de grondstoffen-, de industriële-, consumenten- en de diensten sector. De economie wordt ook gestuurd door de globalisering. Ondernemingen kunnen voortbestaan als deze ingepast zijn in de globale behoefte voor hun producten of diensten tegen productiekosten die de markt kan dragen.
  De levensduur van producten wordt steeds korter. Digitalisering versnelt de ontwikkelingen in hoog tempo. Dit leidt in sommige gevallen tot een digitale disruptie van de productcyclus (onmiddellijke vervanging van een bestaand product, bijv. fax door email) en mogelijk tot de ondergang van een bedrijf. Daarentegen is een digitale transformatie, waarin rekening wordt gehouden met successieve integratie van gedigitaliseerde techniek en geplande vervanging van het product, een methode die de bedrijven kunnen beschermen tegen een ondergang.   De snelheid van nieuwe ontwikkelingen is zo hoog dat nieuwe technologieën verbeterde producten zeer snel op de markt kunnen komen en snel door consumenten worden geaccepteerd. Ter illustratie: In het midden van de vorige eeuw werd TV op de markt geïntroduceerd maar het zou ca. 15 jaar duren om deze door 50 miljoen consumenten geaccepteerd te krijgen. Ter vergelijking ziet men een nieuwe dienst als facebook op de markt verschijnen die in een periode van amper 9 maanden 50 miljoen gebruikers krijgt. Door nieuwe, geavanceerde ontwikkelingen kan het verbruik van specifieke grondstoffen onder druk komen te staan. De recycling behoefte wordt daardoor aangewakkerd en is op zich de oorsprong van nieuwe ondernemingen.
  Ontwikkelingen in afzetmarkten kunnen ondernemingen dwingen hun producten- of dienstenscala aan te passen of te verplaatsen naar deze afzetmarkten. Dit is het geval als grote afzetmarkten zoals China producten massaal gaan kopen/consumeren. De logistieke kosten dwingen ondernemingen nieuwe fabrieken te bouwen in die afzetmarkten. Het idee dat verplaatsing van bedrijven alleen wordt gedaan omdat de loon/fabricagekosten lager zijn houdt geen stand. Westerse bedrijven zijn nog steeds efficiëntere producenten voor de meeste producten. Een uitzondering hierop is de grootindustrie voor stukgoederen. Standaard scheepsbouw (bijv. bulktankers, containerschepen) is dusdanig arbeidsintensief dat zij meer kosteneffectief gemaakt kunnen worden in laaglonenlanden.
  De bestaande infrastructuur (wegen, zee- en luchthavens, communicatietechniek, etc.) is optimaal in de westerse wereld en ontwikkelt zich in snel tempo in de opkomende markten. Dit ondersteunt de globale handel in grote mate en maakt industriële ontwikkeling in niet Westerse landen mogelijk.
  De internationale productie en handel wordt gereguleerd door patenten waardoor ondernemingen voor specialistische producten worden beschermd voor misbruik van kennis. Het is juist dat hierop nog steeds inbreuk wordt gemaakt maar de controle instituten en overheden bewaken de interesses door boetes en handelsbelemmeringen op te leggen bij overtredingen.

  Het aantal kleine ondernemingen is vele malen hoger dan grote ondernemingen. Sommige van deze kleine ondernemingen zijn uniek in hun product of dienst en worden groter of worden opgekocht door andere ondernemingen. Het grootste aantal kleine ondernemingen bevindt zich in de lokale economieën en blijven daar. Onder de noemer van het MKB zijn zij de leverancier voor producten en diensten en de basis van werkgelegenheid in de regio’s. In deze categorie vallen o.a. producenten van specialistische producten, installatiebedrijven, bedrijven voor groenonderhoud, de toeristische ondernemingen, etc.
De economische ontwikkelingen houden de werkgelegenheid in stand maar ook de trend tot meer ontwikkelingen. Het stimuleert onderwijs die steeds meer kennis verschaft aan mensen die daarna de economische ontwikkelingen helpen versnellen. In het verleden heeft onderwijs en navolgende ontwikkeling gezorgd voor revolutionaire veranderingen in de samenleving zoals de landbouwmechanisatie, melkrobots, IT met computers en communicatie middelen, robots in massa fabricage, etc..

  Banken en overige financiële dienstverleners en overheidsinstituten zijn deelnemers in de economie. Zonder financiële instellingen geen betalingen, dus geen business. Overheidsinstituten bewaken voor de regulator de juiste uitvoering van wetten. Dit kan over kwaliteit van producten gaan, over belastingplichten en -inning van ondernemers maar ook de controle op in- en uitvoer via de douane.

  De mens maakt het mogelijk de economie te laten floreren. Het hebben van werk en inkomen zorgt voor instandhouding van geldstromen naar eigen voorziening van huis en haard, sociale verplichtingen en belastingstromen naar het rijk. Mensen werken en hebben vertrouwen in de economie door communicatie via de media en leveren hun bijdrage aan de economie met grote inzet en verantwoordelijkheid. De media zijn informatief maar gelijktijdig speculatief tot soms provocatief. Dit kan bij mensen soms leiden tot het in twijfel trekken van de ontwikkeling zoals die in de wereld plaatsvinden met pessimisme tot gevolg. Er zijn in de media door de eeuwen heen voorspellingen gedaan over potentieel grote rampen. Dat doen we nog steeds; financiële chaos, achteruitgang door te langzame economische ontwikkeling, klimaat, etc.. Onze minister van financiën Dijsselbloem modereerde dit in een interview tijdens de IMF vergadering 9 oktober in New York: “Alle rampen die het IMF en economen voorspelden zijn aan ons voorbijgegaan. Dat wil zeggen dat we ze door aangepast beleid en afwezigheid van paniek in onze eigen gelederen altijd hebben opgelost”. Hij onderschrijft dat het eigenbelang van de ramppredikers meestal de basis is voor de voorspellingen. Het is juist dat de positie van de € onder druk kan komen te staan als we de EU niet in stand kunnen houden. Dat is zeker in het belang van andere grote landen. De EU is nu een grotere economische macht dan andere landen, die hierdoor hun dominantie op de internationale markten met eigen munt zouden kunnen verliezen. Het is aannemelijk dat China en India grotere economische machten zullen worden dan Europa. Dit zal in eerste instantie gebaseerd zijn op het aantal inwoners en de daaraan gerelateerde economische ontwikkelingen. Qua kennisniveau zal dit langer duren. Japan heeft hetzelfde traject afgelegd. Van meesterkopieerders tot hoog technologisch- en kennisland en nu gewaardeerd lid van de wereldeconomie en -orde. Blijft het feit dat de nu Westerse landen deze ontwikkeling niet zullen aanmoedigen uit puur eigenbelang. In dit kader is het begrijpelijk dat de ontwikkeling van de EU tot een geconcentreerde economische macht met ca. 500 miljoen inwoners en een gemeenschappelijke munt, eerder tegengewerkt zal worden dan aangemoedigd. Het is en blijft comfortabel om de grootste te zijn en dominant in de wereldorde!

  “Nederland en Europa staan er goed voor. De rente is gedurende de laatste 20 jaar steeds gedaald tot het lage niveau van vandaag. Niets nieuws dus en we kunnen zelfs met deze lage rentes verder leven. De economische ontwikkeling zal niet van hetzelfde niveau zijn maar de lage rente leidt ook tot lage inflatie die we dus niet moeten compenseren door extra economische groei. Dit betekent overigens niet dat door wereldwijde ontwikkelingen de rentes altijd laag zullen blijven en een zekere voorzichtigheid is hier wel op zijn plaats. Voor de crisis van 2008 werd de economische groei gedreven door extreme kredietverlening. Het resultaat hebben we beleefd in de vorm van “woningmarkt” en “internet bubbles”.

  De ingevoerde hervormingen waren drastisch maar onvermijdelijk. Met de hervormingen moet nu verder een nieuw denken worden geïntroduceerd om nieuwe uitwassen te voorkomen. Mensen zullen gewend worden aan een andere persoonlijke vermogensopbouw. Wat we nu merken is dat de door de inflatie gedreven vermogensopbouw beperkt is. Gelijktijdig stijgt het besteedbare inkomen en wordt de koopkracht beter omdat het minder door inflatie wordt uitgehold. Wel zullen we geconfronteerd worden met het risico dat de ontwikkelingen de sociale onrust op de markt zullen beïnvloeden. Technologie, IT en robotisering zullen minder werknemers vragen, speciaal aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Wat gaan we deze mensen bieden? Continu scholing moet leiden tot parate en aangepaste kennis voor de markt. Het standaardonderwijs zal in de toekomst slechts een opstap zijn. Nu is het onderwijs nog een deel van het pakket op weg naar de uitgang. Dat betekent dat werknemers, zoals bijvoorbeeld bij het ING ontslag van 5000 mensen, verward op straat staan. In de toekomst zullen ontwikkeling met mogelijk massaontslag vroeger onderkend moeten worden en werknemers met opleiding en sociale begeleiding jaren vooraf moeten worden voorbereid op dit ontslag. Verder zal sociale uitsluiting moeten worden voorkomen door de loonkosten aan de onderkant van de markt te verlagen waardoor meer mensen sneller aan het werk kunnen.